Elke kledingkast bevat meestal een aantal basics die in veel verschillende situaties kunnen worden gedragen. Voorbeelden hiervan zijn een blazer, een overhemd, een effen broek of een T-shirt. Deze kledingstukken vormen de basis omdat ze neutraal zijn en daardoor gemakkelijk met andere kledingstukken kunnen worden gecombineerd.

Een blazer kan bijvoorbeeld worden gedragen met een pantalon voor een formelere outfit, maar ook met een spijkerbroek of een T-shirt voor een meer informele combinatie. Een overhemd kan worden gedragen met een rok of onder een trui. Een effen T-shirt kan worden gedragen onder een jasje, vest of colbert.

Door deze basics in verschillende combinaties te dragen, wordt de garderobe flexibeler en biedt deze meer variatie zonder dat er veel nieuwe kledingstukken nodig zijn. Zo kan men met een kleine collectie kledingstukken een breed scala aan outfits creëren.

Accessoires zoals een tas of een riem veranderen ook de look van dezelfde outfit. De basics blijven hetzelfde, maar de hele outfit ziet er anders uit, afhankelijk van de manier waarop ze worden gecombineerd.